ADHD
ADHD - eindelijk snap ik mezelf!
Tot voor kort wist ik het niet. Of eigenlijk: ik voelde het misschien altijd al, maar kon het niet benoemen. Nu ik op mijn 48e de diagnose ADHD heb gekregen, valt er ineens van alles op z’n plek. Alsof iemand het licht aanknipte in een kamer waarin ik mijn hele leven al rondliep – op de tast.
Neurodiversiteit – er is niet één soort brein
Neurodiversiteit betekent dat niet ieder brein hetzelfde werkt. Er zijn gangbare (neurotypische) manieren van informatie verwerken, maar er zijn ook breinen die nét even anders functioneren. Zoals bij ADHD. Dat betekent niet dat er iets ‘mis’ is – maar wel dat je andere dingen nodig hebt, anders leert, en anders reageert op de wereld om je heen.
20.000 keer meer kritiek
Kinderen met ADHD krijgen tot hun tiende wel 20.000 keer meer corrigerende opmerkingen dan hun leeftijdsgenoten. Dat zijn 20.000 kleine prikkels die zeggen: "Doe anders", "Wees rustiger", "Waarom ben je zo?" Geen wonder dat ik als kind (en ook als volwassene) altijd het gevoel had dat ik anders was. Dat ik iets verkeerd deed. En dat gevoel – die innerlijke onrust – heb ik jarenlang met me meegedragen.
Wat ik nu begrijp
Door de diagnose bij onze zoon én gesprekken met cliënten begon het kwartje te vallen. En nu weet ik: ik ben snel overprikkeld, ik onderschat altijd hoeveel tijd iets kost, ik ben slecht in plannen en het opvolgen van instructies. Daardoor heb ik veel stress ervaren, altijd alert, altijd ‘aan’. En ja – dat kost bakken met energie.
Mijn copingstrategieën
Wat ik nu ook snap: mijn drang naar controle komt voort uit een tekort aan dopamine en noradrenaline – stoffen die je brein helpen focussen, plannen, ontspannen. ADHD’ers zoeken (vaak onbewust) manieren om die stoffen aan te maken. Bij mij waren dat sporten, presteren, competitie. Dit noemen ze ook wel positieve coping.
Negatieve coping bestaat ook: verslavingsgevoeligheid, onbezonnen risico’s nemen, alsmaar grenzen opzoeken en soms overschrijden. Gelukkig heb ik daar nooit zo’n last van gehad.
De schaduw én het licht
Studeren en school was lastig. Niet omdat ik niet slim was – maar omdat het schoolsysteem gebouwd is op neurotypische structuren. Iedereen leek altijd precies te weten wat er moest gebeuren, wanneer, hoe. Docenten zagen mijn afwijking van de norm als iets negatiefs. Ik werd er vaak uitgestuurd. Dat had op de middelbare school nog wel iets stoers. Maar de boodschap was ook: jij voldoet niet, jij mag niet meedoen. Dat heeft me vaak onzeker gemaakt. En extreem gevoelig voor kritiek, vooral als het een autoriteit betreft.
Maar er is ook zoveel moois. ADHD’ers zijn creatief, denken out of the box, hebben een tomeloze energie, zijn enthousiast, gevoelig en empathisch. Veel van deze dingen herken ik zó. Het zijn eigenschappen die een beetje ondergesneeuwd zijn geraakt vanuit mijn ontwikkelde behoefte (en noodzaak) aan controle. En vanuit mijn angst om niet te veel af te wijken van de norm.
Over de oorsprong van ADHD bestaan veel theorieën
Uit veel wetenschappelijk onderzoek blijkt dat erfelijkheid een grote rol speelt – in ons geval werd het zichtbaar toen onze zoon de diagnose kreeg. Ik vermoed dat mijn vader het ook heeft.
Zelf zie ik ADHD niet als een ontwikkelingsachterstand of een omkeerbare beperking, zoals sommige bekende denkers het omschrijven. Met alle waardering voor hun werk (zoals dat van Gabor Maté), voelt dat voor mij niet kloppend. Voor mij is ADHD geen stoornis, maar een fundamenteel andere bedrading van mijn brein. Wat mij helpt, is dat ik nu begrijp hoe mijn brein werkt – niet waarom het anders is.
Het label – voor mij een bevrijding
Sommigen zeggen: pas op met labels.
Ik zeg: dit label is precies wat ik nodig had. Het geeft me erkenning. Begrip. Compassie voor mezelf. En een nieuw perspectief op mijn verleden – en op wie ik ben.
Er gaat een wereld open. En dit is pas het begin.